Vanaf de eerste kennismaking met mediation jaren geleden trof me hoe werd verwezen naar veranderingen die mediation populair en mogelijk hadden gemaakt. Mediation was echt iets van deze tijd! Het ging daarbij onder andere over een gewijzigd mensbeeld waarbij niet de ouderwetse heteronomie maar de autonomie of emancipatie van de moderne mens centraal staat. Daarmee was verbonden een nieuwe vorm van samenleven op basis van contracten tussen mensen. Onderhuids voelde je dan kritiek op een achterhaalde hiërarchie met een alles overstijgende vaststaande rechtsorde die door God zou zijn gewild.
Wat polariserend samengevat: de moderne geëmancipeerde mens kiest in mediation voor zijn verantwoordelijkheid in plaats van slaafse gehoorzaamheid en vormt zijn eigen blik op goed en kwaad in het onderlinge overleg geleid door de mediator. Met dan ook nog eens als slogan:’ de meeste mensen deugen’. (naar de titel boek van R. Bregman ontleend aan een uitspraak van de mediator A. Brenninkmeijer)
Vervelend gevoel
Als protestants theoloog die ondertussen enthousiast geworden was over mediation voelde ik mij aangesproken: klopt dit beeld wel allemaal? Pijnlijk was dat dat dit beeld ook nog eens werd bevestigd door sommige kerkelijke praktijken of theologieen: het gaat in de kerk inderdaad om gehoorzaamheid aan kerkbestuur en/of het Woord en/of de geboden en/of God. Er is maar één waarheid, en die geven wij in die gehoorzaamheid juist vorm. Natuurlijk (wellicht/ soms) feilbaar, maar toch.
Naar mijn gevoel lag het allemaal wat ingewikkelder, maar verder dan een vervelend gevoel kwam ik jarenlang daarmee niet. Lijsten van al dan niet uit zijn verband gerukte Bijbelteksten over het grote goed van onderling overleg of vermaan overtuigden mij niet; er waren minstens evenzoveel Bijbel teksten tegen in te brengen. Misschien ben ik toch teveel systematisch of filosofisch theoloog daarvoor: er moet een overkoepelend model van een theologie van de mediation te ontwikkelen zijn. Of anders gezegd: een onderbouwd ‘geloven in mediation’. ( Geloven in Mediation, titel van een uitgave van het Platform Church Mediators).
Het was een eyeopener om bij de voorbereiding van het Symposium van het Platform Christen Mediators in november 2025, kennis te maken met het boek van de beoogde gastspreker Pieter Vos: ‘Het goede in het gewone leven’ met als ondertitel ‘protestantse deugdethiek’. ( Uitgave Buijten & Schipperheijn Amsterdam 2025 in de serie Verantwoording) Hier trof ik materiaal aan dat mij handvaten geeft om mijn vervelend gevoel van weleer door te vertalen naar misschien zo’n opzet van een overkoepelend model van een theologie van de mediation. Onderstaand zo’n poging.
Geen goede werken
Vos heeft het in zijn boek over deugden. Aandacht voor deugden leidt protestants bezien al gauw tot associaties met goede werken. Toch zien we die beweging bij Vos niet en hij voert grote getuigen zoals Calvijn aan met zijn leer over de eerste en tweede rechtvaardiging of genade. Kort samengevat in termen van de Heidelbergse Catechismus: de deugden moet je niet plaatsen bij de verlossing, maar bij de heiliging, het leven juist in dankbaarheid over de verlossing. Als zo een eerste hobbel is genomen, komt de weg vrij voor een breder panorama. De koppeling van deugden aan het telos (doel) van het leven en de koppeling aan allerlei niet-christelijke tradities van de deugdenleer zoals die van Aristoteles.
Vos ontwikkelt een theorie van de ‘grammatica van de deugdethiek’ om de drie wezenlijke -maar historisch en filosofisch steeds anders ingevulde- constituanten aan te geven. Ten eerste de gerichtheid op een doel van het leven, zoals gelukkig leven en samenleven. Ten tweede een soort natuurlijk besef van mensen om te onderscheiden tussen goed en kwaad en ten derde dat dit doel en besef samenhangt met het leren/ beoefenen van deugden. Hij neemt daarmee stelling tegen een ethiek van plichten of gevolgen dat zich concentreert op ‘slechts’ de handeling van een mens. Ook onderscheidt hij zich van moderne stromingen van een filosofie van de levenskunst, die ook breder dan de handeling naar het algemene geluk zoekt, maar dat ten diepste puur individueel van aard wordt en de samenleving uit het oog verliest.
Wereldverbeteraars.
Zijn deze drie lijnen te combineren met het verschijnsel ‘mediation’? Als ik handvaten voor mediation zoek dan denk ik bij dat ‘doel’ aan een soort motivering bij veel mediators om de wereld te willen verbeteren. In het groot dan wel het klein. Ergens ligt er de drive van afkeer van ruzie en geweld. En natuurlijk het streven naar betere relaties tussen partijen of betere houding van partijen dan wel ten miste het oplossen van een kwestie die partijen verdeelt. Om het belangrijkste rijtje van de vier onderscheiden benaderingen van mediation na te gaan: de evaluatieve mediation wil partijen naar een oplossing in het midden begeleiden. De faciliterende mediation geeft partijen een duidelijk kader om zelf met elkaar te onderhandelen en tot een oplossing te komen. De transformatie mediation richt zich meer op de kwaliteitsverbetering van relatie van de deelnemers om met problemen om te gaan en met elkaar verder te kunnen. De narratieve mediation wil het ruzie-verhaal van partijen afbreken en verwijzend naar de eerdere goede momenten met elkaar, weer toekomstgericht een positief nieuw verhaal met elkaar opbouwen. Er ligt dus het doel van verbetering.
Je zou ook kunnen zeggen dat er daarbij naar een vorm van deugdzaamheid wordt gestreefd. Er wordt van partijen iets gevraagd, nl de investering van een positieve inzet (en vaak centen) om een probleem niet uit de hand te laten lopen, maar zelf te regelen dan wel goed af te hechten. Verantwoordelijkheid wordt niet afgeschoven naar een gerechtelijke procedure waarin een derde als rechter de toon zet en beslist. Met een vonnis dat dan gehoorzaamd moet worden. Neen, mediation vindt tussen partijen plaats, partijen die zichzelf ‘in alle vrijheid’ voor een oplossing of verbetering in willen zetten. Natuurlijk kent die vrijheid in bepaalde aspecten ook grenzen van de wet, maar daar ligt niet het accent.
Voor het goede leven zijn deugden van belang; voor een goede oplossing van geschillen of verbetering van relatie geldt dat ook. Moed matigheid rechtvaardigheid en verstandigheid als de 4 traditionele deugden springen naar voren. Om maar wat concreet te benoemen: de moed het gesprek met de wederpartij aan te gaan, de vorm van matigheid om niet te veel te vragen van de ander, de rechtvaardigheid om de rechten van de andere te onderkennen, de verstandigheid van je opstelling en wensen. Vaak worden daar drie christelijke deugde aan vast geplakt: geloof hoop en liefde. Ook hier ligt de noodzakelijkheid voor het opscheppen.
Respect en ruimte
Als we mediation en deugden met elkaar in relatie brengen, is het goed ook aandacht te hebben voor een wezenlijk aspect van mediation als respect voor de zelfbeschikking van partijen. De mediator staat niet boven de partijen (bovenpartijdig) zoals in veel andere vormen van conflictinterventie, maar tussen de partijen. In die zin heeft de mediator een dienende rol, nl. om partijen met elkaar (weer) in gesprek te brengen. Partijen zitten vrijwillig en in een vrije wil aan tafel. Dwang van uit de mediator is hoe dan ook uit den boze. ‘De zelfbeschikking van de deelnemers houdt in dat zij de controle hebben over het proces. Zij zijn verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen en komen tot een overeenkomst die voor hen acceptabel is. De mediator ondersteunt (slechts) dit proces en neemt dus het dus niet van hen over en laat iedere vorm van dwang of machtuitoefening achterwege’(Handboek Mediation 7de druk blz. 55/56) Je kunt zeggen dat de mediator daarmee ruimte geeft aan partijen om hun eigen deugden te trainen en te verbeteren. Als de meeste mensen deugen, laten we dat dan nog meer versterken!
Deugden leren
Maar hoe leer je deugden? Antwoord op de vraag hoe je deugden kunt leren, kan helpen om partijen wat deugdzamer met elkaar om te laten gaan. Een belangrijke rol daarin speelt het geven van een voorbeeld. In die zin kan de mediator ook voorbeeldig zijn, als een partij hem beschimpt en zij/hij toch vriendelijk daarop reageert, zodat de andere partij ziet dat je niet per se hoeft te gaan terug schelden. Verder kan de mediator ook verwijzen naar best practices die als voorbeeld kunnen werken voor partijen in hun situatie. Daarbij gaat het niet in de eerste instantie om nabootsen of kopiëren (dan doe je het maatwerk van iedere situatie onrecht aan), maar meer existentieel: welke waarden of idealen probeerden die partijen toen na te volgen in hun situatie? En hoe zou u dat nu kunnen doen als die waarden u aanspreken?
Vrijblijvendheid
Ondertussen voorkomt een moreel gevoel dat deugden leren een vrijblijvend spelletje is. Het natuurlijk besef van het goed en kwaad bij ieder mens (al dan niet Christelijk versterkt door het appel van de Tien geboden of andere regels) betekent wel dat partijen in vrijheid naar oplossingen en verbeteringen zoeken, maar niet in een houding van vrijblijvendheid. Die vrijblijvendheid kan min of meer moreel worden doorbroken, afhankelijk van ieders eigen positie en denken. Maar heeft ook een formele grens van mediation in de schaduw van het recht, dat zich laat gelden als er geen gezamenlijke oplossing of verbetering in de mediation wordt bereikt. Tijdens mediation worden gerechtelijke procedures gestaakt of bevroren. In de ruimte van het overleg hebben partijen gelegenheid te zoeken naar hun eigen oplossing. Maatwerk waar je deugden nodig hebt om de algemene regels (van God of de Overheid) concreet toe te passen in jullie situatie op dat moment. Dat vraagt meer dan een simpel uitgelegde gehoorzaamheid als we rekening houden met de complexheid en ambiguïteit van het leven, waar Vos geregeld op wijst. Ook regels vragen vaak verdere regelingen.
Altijd even deugdzaam?
We raken nu het mensbeeld. Wie zitten er aan de mediation-tafel? Hoe kijkt de mediator naar partijen en hoe kijken die partijen naar zichzelf en elkaar. Je bent helemaal deugdzaam of je bent dat helemaal niet, is een veel te simpele waarheid. Hoe ervaar je als mediator soms de partijen? In termen van deugden, kan ik zeggen: soms als deugdzamen en soms als deugdnieten en alles wat daar tussen kan liggen. Men wil soms wel, maar soms ook helemaal niet. Gaat dat soms om onvoldoende kennis om een situatie in te schatten, dan weer kan het ook pure onwil zijn om de ander toch zoveel mogelijk de voet dwars te zetten. Soms kan een appel op deugden helpen (kun je niet iets meer tegemoet komen dan je nu doet?). Mensen willen meestal wel en zijn meestal ook wel wat deugdzaam, maar allerlei zaken kunnen tussen partijen in komen staan. Vanuit de leer van de deugden kun je daar verklaringen voor vinden, mensen zitten ingewikkeld in elkaar en soms lukt het allemaal niet omdat het kwaad zijn kop opsteekt. Als partijen dat van elkaar (en zichzelf) zien kan dat bijdragen aan een houding van bescheidenheid en samenwerking. Op dieper niveau kun je zelfs spreken van nederigheid; men achte de ander uitnemender dan zichzelf.
Nederigheid
In het denken van Vos neemt nederigheid duidelijk een fundamentele plaats in, als een soort diepste woord. Nederigheid als deugd heeft niet van doen met zaken als afgunst, ressentiment, niets ontziende ambitie, een laag zelfbeeld of vreugde over de ondergang van anderen ed. Nederigheid als deugd staat tegenover hoogmoed en verwaandheid, ten diepste: het als God willen zijn. Meer geseculariseerd gezegd: alle wijsheid in pacht denken te hebben. “Nederigheid is geen ontkenning van wie of wat je bent, maar veeleer de erkenning van wie of wat je niet bent: het is de deugd van de mens die weet niet God te zijn”( blz. 176) In de nederigheid kun je ook van jezelf de goede deugden erkennen én toegeven dat je niet volmaakt bent, of alle deugden in hun volheid bezit. Om het wat erg simpeltjes te zeggen: dat je niet altijd gelijk hebt. Dat geldt zelfs voor een geclaimd Christelijk correct verstaan van zogeheten eeuwig wetten buiten ons:’ Het gebod staat immers voor een appel van het goede dat van buiten komt en dat ook ons eigen verstaan van dit appel steeds weer ter discussie stelt.’(blz. 132) Dat maakt bescheiden ook aan de mediation tafel; open voor de inbreng van anderen.
Concluderend
Werken aan verbetering van verhoudingen dan wel het oplossen van problemen is geen ‘vrijblijvend spelletje’ maar een moreel appel van uit een natuurlijk besef van goed en kwaad, Christelijk bezien versterkt door het appel van God en Zijn Geboden.
Het nemen van de eigen verantwoordelijkheid als gerechtvaardigd mens in een streven naar heiliging, zoekt primair het onderlinge gesprek van partijen dan wel een houding van broeders en zusters en laat dat niet afhangen van derden, die daarover zouden moeten oordelen vanuit welke wet dan ook. Eigen verantwoordelijkheid gaat hier boven gehoorzaamheid uit.
Als het onderlinge gesprek staakt, is de eerste stap niet naar de rechter als boven de partijen staande, maar naar een mediator die partijen/ betrokkenen begeleidt in hun zoeken elkaar te verstaan. Mocht ook dat niet lukken, kan men de zaak laten rusten vanuit de idee van onvolkomenheid van onze wereld (eschatologisch voorbehoud) , dan wel in procedure brengen als dat gewenst wordt van uit belang, noodzaak ed. Terzijde: daarbij speelt ook nog de vraag of we bij sommigen conflicten niet eerder naar een kerkelijk rechter dan naar een wereldlijk rechter zouden moeten gaan.
Schijnwerper op de kerk
Het heeft er de schijn van dat hoewel bijvoorbeeld de Kerkorde begint met het onderlinge vermaan, dus het gesprek tussen direct betrokkenen als eerste stap, dat de hoofdtendens in de kerkelijke omgang in conflicten ( en in het Christelijk-algemeen?) niet op verantwoordelijkheid ligt, maar op gehoorzaamheid. Die gehoorzaamheid is wellicht een mix van praktische aspecten rond vrijwilligers x professionals, gemeenteleden x ambtsdragers, predikanten x andere ambtsdragers en overige theologische denkbeelden. Bij dat laatste zou gedacht kunnen worden aan het gehoorzamen aan God en het gehoorzamen aan de Geboden, zoals bv de Tien geboden die dan niet zozeer als richtaanwijzers en appel, maar als concrete instructie voor het gewone leven worden mis-gelezen. Horen als gehoorzamen, met ondergrondse verbindingslijnen naar allerlei vormen van macht. Een model dat doorgaans meer kapot maakt dan je lief is.
Kortom: aandacht voor mediation blijft binnen de ‘geloofs’-grenzen van partijen en mensen die hun verantwoordelijkheid nemen voor het goede samenleven van anderen en zichzelf. Het is een eerste aangewezen stap als het onderlinge gesprek dreigt vast te lopen, waarbij betrokkenen zelf de verantwoordelijkheid houden. Die verantwoordelijkheid betekent geen trots of hoogmoed alsof je alle gelijk van de wereld hebt of het hele leven door jou maakbaar is of van jou afhangt. Het erkent juist de bescheidenheid van de feilbaarheid en de eigen beperkingen. Om te ontdekken dat de ander wellicht ook het licht gezien kan hebben en samen te zoeken naar het goede in het gewone leven. In het licht van de Eeuwige.